HBO-Monitor: vrouwen steeds meer op achterstand
Publicatiedatum: 12 dec., 2018Arbeidsmarktongelijkheid onder hbo’ers
Vandaag publiceert ROA (Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt) van de Universiteit Maastricht een nieuw rapport op basis van de HBO-Monitor. Bijzonder is dat deze monitor een vergelijking maakt tussen afgestudeerden één jaar na de diplomering en vier tot acht jaar daarna. Met andere woorden, gegevens van dezelfde afgestudeerden zijn over een langere periode vergeleken. Het goede nieuws: sociale herkomst speelt na het behalen van het hbo-diploma geen rol meer op de arbeidsmarkt. Slecht nieuws is dat de positie van vrouwelijke hbo-gediplomeerden na het eerste jaar werken alleen maar slechter wordt.
Sociale herkomst geen rol meer
Sociale herkomst – het opleidingsniveau van de ouders – blijkt geen rol van betekenis te spelen bij het bepalen van arbeidsmarktuitkomsten van hbo-afgestudeerden. Dit betekent niet per se dat sociale herkomst er niet toe doet op de Nederlandse arbeidsmarkt, omdat het nog altijd vaak voorkomt dat leerlingen met hoogopgeleide ouders gemakkelijker doorstromen van het middelbare naar het hogere onderwijs. Hebben de jongeren uit lagere milieus echter eenmaal voor een hbo-opleiding gekozen en deze succesvol afgerond, dan blijken ze zich daarmee effectief te hebben losgemaakt van een eventueel nadeel op de arbeidsmarkt.
Man-vrouw-verschillen hardnekkig
Het carrièreverloop van mannen en vrouwen fors, zowel op korte als op middellange termijn. Hoewel vrouwen in de eerste vier tot acht jaar na afstuderen een deel van hun aanvankelijke achterstand op het gebied van baantevredenheid en vast contract weten in te halen, neemt hun achterstand ten opzichte van mannen juist toe op aspecten als uurloon en baankansen. Vooral de groeiende beloningskloof - van een 5% uurloonnadeel kort na afstuderen tot maar liefst een 12% achterstand vier tot acht jaar na afstuderen - is zorgwekkend. Wanneer we hierbij ook het grote - en in de loop van de carrière groeiende - verschil in gewerkte uren tussen mannen en vrouwen meerekenen, wordt duidelijk dat vrouwelijke afgestudeerde hbo’ers op maandbasis veel minder te besteden hebben dan mannen met een vergelijkbare opleiding. Een belangrijk deel van de nadelige arbeidsmarktpositie van vrouwen op korte en middellange termijn kan worden toegeschreven aan het werken in deeltijd. Minder gewerkte uren leiden doorgaans tot een minder riant maandloon, dus de deeltijdstatus van veel vrouwelijke hbo’ers gaat gepaard met een fors prijskaartje.
Niet-westerse achtergrond
De nadelige positie van afgestudeerden met een niet-westerse migratieachtergrond blijkt vooral in hun structureel veel lagere kans op werk te zitten. In termen van objectieve baankenmerken als werkzekerheid, baanmatch en beloning zijn ze ongeveer even succesvol als afgestudeerden met een Nederlandse achtergrond, al zijn ze iets minder tevreden met hun werk. Niet-westerse afgestudeerden halen in de loop van de tijd wel een deel van hun achterstand in, maar vier tot acht jaar na afstuderen zijn de verschillen in baankansen en baantevredenheid nog steeds significant. Sectorkeuze speelt bij afgestudeerden met een niet-westerse achtergrond een belangrijke rol. Afgestudeerden met een niet-westerse migratieachtergrond kiezen relatief vaak voor de opleidingssectoren sociale studies en economie, en minder vaak voor onderwijs, zorg en technische studies waar momenteel veel vraag naar is.
Concluderend
We gaan vooruit, maar er zijn nog heel wat stappen te zetten in het bereiken van gelijke arbeidsmarktuitkomsten voor mannen en vrouwen, en afgestudeerden met en zonder migratieachtergrond. Wat betreft de genderverschillen zouden verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsmarktgedrag een rol kunnen spelen. Maar het valt ook zeker niet uit te sluiten dat de genderongelijkheid te wijten is aan discriminatie door de werkgever. Vervolgonderzoek is nodig om hier uitsluitsel over te geven. Rond de arbeidsmarktverschillen tussen afgestudeerde hbo’ers met en zonder migratieachtergrond zijn tot slot grote stappen te zetten voor schooldecanen en andere studieadviseurs in het voortgezet onderwijs door met name leerlingen met een migratieachtergrond goed voor te lichten over de actuele arbeidsmarktperspectieven die met verschillende opleidingskeuzes gepaard gaan.