HBO’ers die tijdens hun studie een tijdje in het buitenland zijn verbleven gaan relatief vaak na hun studie in het buitenland werken
Publicatiedatum: 30 mei, 2018In 1999 is door 29 Europese ministers van onderwijs de ‘Bologna verklaring’ opgesteld over het hoger onderwijs in Europa. Een van de doelstellingen was om de mobiliteit van hoger opgeleiden in de EU te bevorderen. Internationale uitwisselingsprogramma’s zoals het Erasmus of Global exchange programma zijn in het leven geroepen om dit al tijdens de studietijd te bemoedigen. Sinds 2005 is, mede dankzij het succes van deze programma’s, het aantal studenten dat tijdens zijn of haar studie ervaring in het buitenland opdoet (in de vorm van een stage of een uitwisseling) gestaag gestegen (waar in 2005 nog 13,5% van de respondenten tijdens hun studie in het buitenland verbleven, bracht anno 2016 18,5% van de hbo’ers een tijdje in het buitenland door). Dit blijkt uit een vergelijking van verschillende jaargangen van de HBO-monitor.
Op hun beurt wakkeren een stage en/of een uitwisseling in het buitenland tijdens de studie de mobiliteit aan onder studenten (bijvoorbeeld dankzij directe contacten in het buitenland, opgebouwd tijdens de studie) en wordt het daarmee waarschijnlijker dat studenten na hun studie in het buitenland gaan wonen. Om dit nader te onderzoeken zijn we nagegaan of afgestudeerden die in de enquête hebben aangeven tijdens de studie buitenlandervaring te hebben opgedaan, 1,5 jaar na afstuderen relatief vaker in het buitenland wonen dan afgestudeerden die hun gehele studietijd in Nederland hebben doorgebracht.
We hebben ons hierbij gefocust op respondenten die in Nederland zijn geboren en op 16-jarige leeftijd al in Nederland woonden[1]. Daarnaast hebben we alleen gekeken naar respondenten die geen vervolgopleiding zijn gaan volgen na afronding van hun hbo-studie[2].
Vervolgens kijken we naar de mobiliteit van respondenten na afloop van hun studie (d.w.z het percentage studenten dat na hun studie in het buitenland is gaan werken). Over de gehele steekproef is het percentage van de respondenten dat anderhalf jaar na afstuderen in het buitenland woonde1,9 procent. Maken we onderscheid tussen respondenten die geen buitenlandervaring hebben opgedaan, en respondenten die wel een stage in het buitenland hebben gelopen en/of onderwijs in het buitenland hebben gevolgd, dan zien we heel duidelijke verschillen (Figuur 1).
Minder dan 1 op de 100 respondenten (0,8%) die geen ervaring hebben opgedaan werken na hun studie in het buitenland (al is dit percentage de laatste jaren wel iets toegenomen). Onder respondenten die onderwijs in het buitenland hebben gevolgd is dit al bijna 4 op de 100 (3.5%). Maar liefst 7.2 Procent van de respondenten die een stage in het buitenland hebben gelopen werkt er anderhalf jaar na afstuderen. Maar degenen met de grootste kans om in het buitenland te gaan werken zijn met afstand de respondenten die zowel een stage hebben gelopen als onderwijs hebben gevolgd in het buitenland. Gemiddeld belandt maar liefst 14,2 procent van hen na hun studie in het buitenland.
Uit nadere inspectie blijkt dat deze afwijking van het gemiddelde voor zowel de uitwisseling als voor de stage significant zijn. Dat betekent dus dat respondenten die een stage of onderwijs in het buitenland hebben gevolgd significant vaker in het buitenland zijn gaan wonen na hun studie dan respondenten die geen ervaring in het buitenland hebben opgedaan.
Hoe kan dit significante verschil verklaard worden? Een mogelijke verklaring kan zijn dat buitenlandervaring tijdens de hbo-opleiding studenten het vertrouwen biedt dat ze zich in een buitenlandse cultuur en werkomgeving kunnen redden, wat de drempel verlaagt om na de studie in het buitenland te gaan werken. Volgens deze aanname zou buitenlandervaring tijdens de studie de mobiliteit dus ten goede moeten komen. Dat een stage in het buitenland volgen gunstiger is voor je kans om het buitenland te gaan werken dan onderwijs volgen in het buitenland viel te verwachten: dit levert immers zoals gezegd directe contacten op bij een onderneming/instantie in het buitenland en opent regelmatig deuren voor een dienstverband aldaar. Een derde verklaring zou kunnen zijn dat de uitkomsten niet zozeer eencausaal verband aantonen, als wel een correlatie. Zo zou het kunnen dat bijvoorbeeld mensen met de karaktereigenschap ‘avontuurlijkheid’ een grotere kans hebben op zowel een stage/uitwisseling in het buitenland, als om na hun studie in het buitenland te gaan wonen[3].
[1] Dit omdat respondenten die in het buitenland geboren zijn of waarvan één of beide ouders uit het buitenland afkomstig is/zijn, vaak al een sterke band met het buitenland hebben voordat ze zijn gaan studeren, terwijl wij juist geïnteresseerd zijn in de vraag in hoeverre een uitwisseling of een stage in het buitenland bijdragen aan een sterkere band met het buitenland.
[2] In totaal gaat het om 339286 respondenten. Hiervan heeft 6,3 procent onderwijs in het buitenland gevolgd en 13,3 procent stage in het buitenland gelopen. Bovendien heeft 2,7 procent van de respondenten zowel een stage als onderwijs in het buitenland gevolgd.
[3] We hebben getracht meetbare factoren die een correlatie tussen ervaring in het buitenland en gaan werken in het buitenland waarschijnlijker maken (zoals ‘geboren in het buitenland’, ‘buitenlandse ouders’ en ‘woonachtig in het buitenland op 16-jarige leeftijd’) eruit te filteren, maar dit was niet mogelijk voor alle potentiële factoren. Men dient dus voorzichtig om te gaan met deze uitkomsten, met name met ‘oorzaak-gevolg’ conclusies.
Figuur 1: Percentage van de hbo studenten dat na hun studie in het buitenland is gaan werken, naar ‘buitenlandervaring’.
‘Ervaring in het buitenland’ gaat om alle studenten die een stage, uitwisseling of allebei in het buitenland hebben gevolgd.